August Hirt: Anatomie en misdaden in WOII ontrafeld

Herdenking van 86 Joodse slachtoffers uit 1943, vermoord door August Hirt in Natzweiler-Struthof. Begraven in Cronenbourg, Straatsburg.
Monument ter nagedachtenis aan de 86 slachtoffers, vermoord in 1943 door August Hirt. Begraven op de Joodse begraafplaats van Cronenbourg.

August Hirt (28 april 1898 – 2 juni 1945) was een Zwitsers-Duitse anatoom die tijdens de Tweede Wereldoorlog betrokken was bij medische experimenten en misdaden tegen de menselijkheid. Hij vervulde een leidende rol in het verzamelen van menselijke resten voor een “Joodse schedelcollectie”, een project dat nooit volledig werd uitgevoerd.

Vroege leven en opleiding

Eerste Wereldoorlog en medische studies

Hirt werd geboren als zoon van een Zwitserse zakenman. Tijdens de Eerste Wereldoorlog meldde hij zich in 1914 vrijwillig aan bij het Duitse leger, hoewel hij nog scholier was. In oktober 1916 raakte hij gewond door een schot in zijn bovenkaak, waarvoor hij het IJzeren Kruis en het Verwundetenabzeichen ontving. Na zijn terugkeer in Mannheim in 1917 voltooide hij zijn middelbare school en begon hij geneeskunde te studeren aan de Universiteit van Heidelberg. In 1921 verkreeg hij de Duitse nationaliteit, en een jaar later promoveerde hij op een proefschrift over zenuwcellen bij reptielen.

Na zijn afstuderen werkte Hirt bij het Anatomisch Instituut in Heidelberg en behaalde in 1925 de bevoegdheid om les te geven. In 1930 werd hij hoogleraar aan de Universiteit van Heidelberg.

Politieke betrokkenheid en aansluiting bij de SS

Vroege betrokkenheid bij nationaalsocialistische organisaties

In 1932 sloot Hirt zich aan bij de Kampfbund für deutsche Kultur, een beweging die het nationaalsocialistische culturele beleid bevorderde. Op 1 april 1933 werd hij lid van de Schutzstaffel (SS), waar hij uiteindelijk de rang van Hauptsturmführer (kapitein) bereikte. Hoewel Hirt pas in 1937 lid werd van de NSDAP, speelde hij een actieve rol in academische instellingen die verbonden waren aan het nazistische regime.

In maart 1942 trad Hirt toe tot de staf van het Rasse- und Siedlungshauptamt (RuSHA), een organisatie die belast was met het waarborgen van de “raciale zuiverheid” binnen de SS. In 1944 werd hij bevorderd tot Sturmbannführer (majoor).

De Tweede Wereldoorlog: Wetenschappelijk werk en oorlogsmisdaden

Anatomisch onderzoek en raciale ideologie

Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd Hirt benoemd tot directeur van het nieuwe Anatomisch Instituut aan de Reichsuniversität Straßburg. Onder zijn leiding werd wetenschappelijk onderzoek ingezet om nazi-ideologieën te ondersteunen. Hirt werkte nauw samen met het Ahnenerbe, een organisatie die belast was met raciale en archeologische studies om de vermeende superioriteit van het “Arische ras” te onderbouwen.

De “Joodse schedelcollectie”

Hirt speelde een sleutelrol in een project dat gericht was op het verzamelen van schedels en skeletten van Joodse slachtoffers, zogenaamd voor wetenschappelijk onderzoek. Dit project werd goedgekeurd door Heinrich Himmler en uitgevoerd met medewerking van Auschwitz-personeel en het Ahnenerbe.

In augustus 1943 selecteerden antropologen onder leiding van Hirt 89 personen in Auschwitz, waarvan er 86 uiteindelijk naar het concentratiekamp Natzweiler-Struthof werden overgebracht. Daar werden zij in een kleine gaskamer omgebracht. De lichamen van de slachtoffers werden vervolgens naar het Anatomisch Instituut in Straatsburg gestuurd, maar door de snelle opmars van de geallieerden werd het project niet voltooid.

Concentratiekamp Natzweiler-Struthof

Het uitvoeren van de moorden

De 86 slachtoffers, waaronder 60 mannen en 26 vrouwen, arriveerden op 30 juli 1943 in Natzweiler-Struthof. Zij werden in relatief goede omstandigheden gehouden om hun fysieke conditie te behouden voor het geplande anatomische onderzoek. De slachtoffers werden in groepen verdeeld en op vier opeenvolgende dagen vergast (11, 13, 17 en 19 augustus 1943). Dit werd uitgevoerd door Josef Kramer, de kampcommandant. De lichamen werden daarna naar Straatsburg gestuurd voor verdere verwerking in het Anatomisch Instituut, maar door het verloop van de oorlog werd het project nooit volledig uitgevoerd.

Ontdekking en gevolgen

In september 1944, toen de geallieerden naderden, gaf Heinrich Himmler opdracht om alle sporen van het project te vernietigen. Hoewel enkele lichamen werden verbrand, werden veel resten bewaard in formaline. Bij de bevrijding van Straatsburg ontdekten de geallieerde troepen deze overblijfselen in het Anatomisch Instituut. Onderzoekers vonden 86 lichamen en gedeeltelijke resten, maar het doel van het project werd pas na de oorlog duidelijk tijdens processtukken en onderzoek.

Het proces en postume onthullingen

Dood van Hirt en juridische nasleep

Hirt ontvluchtte Straatsburg in september 1944 en hield zich schuil in het zuiden van Duitsland. Op 2 juni 1945 pleegde hij zelfmoord in Schluchsee, Baden-Württemberg. Hij werd bij verstek berecht tijdens de oorlogsmisdaadprocessen in Metz in december 1953. Pas in de jaren zestig bevestigden Israëlische onderzoekers zijn dood door middel van een exhumatie en identificatie van zijn stoffelijke resten.

Herinnering en erkenning van de slachtoffers

In de jaren na de oorlog hebben onderzoekers geprobeerd de identiteit van de 86 slachtoffers te achterhalen. Dankzij het werk van Hans-Joachim Lang konden in 2004 de namen van alle slachtoffers worden geïdentificeerd. Deze namen werden gegraveerd op een herdenkingsmonument dat in 2005 werd geplaatst op het Joodse kerkhof in Straatsburg-Cronenbourg. Resten van sommige slachtoffers werden in hetzelfde jaar opnieuw begraven.

In 2015 ontdekte onderzoeker Raphael Toledano weefselmonsters van slachtoffers in het medisch instituut van Straatsburg. Deze ontdekking leidde tot een nieuwe begrafenisceremonie op 6 september 2015, waarbij de overblijfselen met respect werden herbegraven.

Conclusie

August Hirt’s werk belichaamt een van de meest gruwelijke vormen van medisch misbruik tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zijn rol in het verzamelen en uitvoeren van medische experimenten onderstreept hoe wetenschap door ideologie kan worden misvormd. De ontdekking en identificatie van de slachtoffers hebben bijgedragen aan het herstel van de menselijke waardigheid van degenen die door zijn misdaden zijn getroffen. De herdenkingsmonumenten dienen als blijvende herinnering aan deze donkere periode in de geschiedenis.

Bronnen en meer informatie

  1. Afbeelding: Claude Truong-NgocCC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons
  2. Lang, Hans-Joachim (2004). Die Namen der Nummern: Wie Es Gelang, Die 86 Opfer eines NS-Verbrechens zu identifizieren. Hoffmann und Campe. ISBN 978-3-455-09464-0.
  3. Pringle, Heather Anne (2006). The Master Plan: Himmler’s Scholars and the Holocaust. New York: Hyperion. ISBN 978-0-7868-8773-8.
  4. Shirer, William L. (1960). The Rise and Fall of the Third Reich. New York: Simon & Schuster. ISBN 978-0-671-72868-7.
  5. Benzenhöfer, Udo (2020). Mengele, Hirt, Holfelder, Berner, von Verschuer, Kranz: Frankfurter Universitätsmediziner der NS-Zeit. Munich: Klemm & Oelschläger. ISBN 978-3-932577-97-0.
  6. Courand, Raymond (2005). Un Camp de la Mort en France: Struthof Natzweiler. Strasbourg: Éditions Hirlé. ISBN 978-2-914729-27-8.
  7. Bronnen Mei1940