Abraham Asscher: Diamantenhandelaar en Leider Joodse Raad

Abraham Asscher was een Nederlandse diamantenhandelaar, zionist, en controversieel leider van de Joodse Raad tijdens de Duitse bezetting.
Abraham Asscher was een Nederlandse diamantenhandelaar, zionist, en controversieel leider van de Joodse Raad tijdens de Duitse bezetting.

Abraham Asscher (1880-1950) was een prominente Nederlandse diamantenhandelaar, zionist en politicus. Hij staat vooral bekend om zijn controversiële rol als voorzitter van de Joodse Raad in Amsterdam tijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog. Asscher’s leven en carrière werden gekenmerkt door zijn betrokkenheid bij de Joodse gemeenschap en zijn pogingen om de situatie van Nederlandse Joden te verbeteren onder extreem moeilijke omstandigheden. Dit artikel onderzoekt zijn leven, zijn bijdrage aan de Nederlandse samenleving en de controverses rond zijn rol tijdens de oorlogsjaren.

Oorsprong en vroege carrière

Abraham Asscher werd geboren op 19 september 1880 in Amsterdam, in een familie die diep geworteld was in de diamantenindustrie. De familie Asscher had al een gevestigde naam als toonaangevende diamantslijpers en handelaren, en Abraham groeide op in een omgeving waar vakmanschap en handel centraal stonden. Samen met zijn broer Joseph leidde hij de wereldberoemde diamantslijperij en -handel Asscher, waar zij onder andere bekendheid verwierven door het klieven van de grootste diamant ooit gevonden, de Cullinan, in 1908.

Als directeur van de Asscher-diamantmaatschappij bouwde Abraham verder aan de reputatie van het bedrijf, dat bekend stond om zijn vakmanschap en innovatieve technieken in het slijpen van diamanten. De naam Asscher werd wereldwijd synoniem met kwaliteit en precisie in de diamantenhandel. Naast zijn activiteiten in de diamantindustrie, speelde Asscher ook een actieve rol in de Amsterdamse handelskamer, waar hij betrokken was bij het stimuleren van de economische groei van de stad.

Politieke en joodse activiteiten

Naast zijn commerciële activiteiten, was Abraham Asscher ook politiek en maatschappelijk actief. Tussen 1917 en 1940 vertegenwoordigde hij de Liberale Staatspartij in de Provinciale Staten van Noord-Holland. Zijn politieke betrokkenheid weerspiegelde zijn inzet voor zowel de algemene Nederlandse samenleving als voor de Joodse gemeenschap, waarvan hij een vooraanstaand lid was.

Als zionist en actief lid van de Joodse gemeenschap, nam Asscher in 1932 het voorzitterschap op zich van het Ständige Comité van de Asjkenazische Gemeenten in Nederland. In deze hoedanigheid had hij aanzienlijke invloed binnen de Joodse gemeenschap. Hij was ook een van de medeoprichters van het Comité voor Bijzondere Joodsche Belangen (CBJB), een organisatie die tot doel had om Joodse vluchtelingen uit Nazi-Duitsland te helpen. Tussen 1933 en 1939 slaagde het CBJB erin om 33.000 Joodse vluchtelingen op te nemen in Nederland, waarvan een aanzienlijk aantal stateloos was. Ongeveer 11.000 van hen konden dankzij de inspanningen van het comité naar veiliger oorden doorreizen.

Rol tijdens de Duitse bezetting en leiderschap van de Joodse Raad

Na de inval van de Duitse troepen in Nederland in mei 1940, veranderde het leven van Abraham Asscher drastisch. De Duitse bezetters dwongen de Nederlandse Joodse gemeenschap in een isolement, en het openbare leven werd voor Joden steeds moeilijker. In deze context werd Asscher samen met David Cohen door de nazi’s aangewezen om de Joodse Raad van Amsterdam (Joodse Raad, of Judenrat) te leiden. Dit was een unieke constructie in West-Europa, waar de Duitse bezetters een Joodse Raad instelden om hun bevelen door te voeren en de Joodse gemeenschap te besturen.

De Joodse Raad werd opgericht op 12 februari 1941, en de eerste bijeenkomst vond plaats in het hoofdkantoor van Asscher Brothers aan de Tolstraat in Amsterdam. Aanvankelijk was de Joodse Raad alleen verantwoordelijk voor Amsterdam, maar later werd zijn invloedssfeer uitgebreid naar heel Nederland. De Raad kreeg de taak om de bevelen van de Duitse bezetters door te geven aan de Joodse bevolking, en vanaf juli 1942 moesten zij ook helpen bij het organiseren van de selectie van Joodse deportees naar werkkampen in het oosten.

Onder leiding van Asscher probeerde de Joodse Raad de omstandigheden voor de Joodse gemeenschap te verlichten door te onderhandelen met de bezetters en door te zorgen voor basisvoorzieningen zoals voedsel en kleding. De Raad trachtte ook zoveel mogelijk Joden vrijstellingen te verschaffen van deportatie, in de hoop daarmee levens te redden. Ondanks hun inspanningen konden Asscher en Cohen echter niet voorkomen dat de overgrote meerderheid van de Nederlandse Joden uiteindelijk werd gedeporteerd en vermoord in de vernietigingskampen van de Holocaust.

Controverse en beschuldigingen van collaboratie

De rol van de Joodse Raad en met name die van zijn leiders, Abraham Asscher en David Cohen, is na de oorlog onderwerp van veel debat en controverse geworden. Velen vroegen zich af of de Joodse Raad, door samen te werken met de bezetter, onbedoeld had bijgedragen aan de efficiënte deportatie van Joden uit Nederland. Historicus Hans Knoop concludeerde in zijn studie dat hoewel de Raad probeerde het lijden van de Joden te verzachten, hun acties uiteindelijk leidden tot een grotere mate van deportatie dan in andere bezette gebieden in West-Europa.

Jacob Presser, een andere vooraanstaande historicus, bracht in zijn boek “Ondergang” een genuanceerde visie naar voren. Hij stelde dat hoewel Asscher en Cohen misschien te veel concessies deden aan de Duitsers, zij dit deden vanuit de overtuiging dat zij zo het beste de Joodse gemeenschap konden beschermen. Presser benadrukte dat de Raad speelde voor tijd en hoopte dat door het aantal deportaties te verminderen, zij meer Joden zouden kunnen redden als de oorlog eerder zou eindigen.

De discussie over de rol van de Joodse Raad en de verantwoordelijkheid van zijn leiders wordt verder bemoeilijkt door de extreme omstandigheden waarin zij moesten opereren. In de naoorlogse jaren, en zelfs tot op de dag van vandaag, blijven de meningen verdeeld over de vraag of Asscher en Cohen juiste keuzes hebben gemaakt in een situatie waarin er geen goede opties waren.

Naoorlogse gevolgen en erfgoed

Na de bevrijding van Nederland in 1945 keerde Abraham Asscher terug uit het concentratiekamp Bergen-Belsen, waar hij de oorlog had overleefd. Echter, zijn terugkeer naar Nederland bracht geen vrede of herstel. Integendeel, hij werd geconfronteerd met zware beschuldigingen van collaboratie met de Duitse bezetters vanwege zijn rol in de Joodse Raad. Asscher werd gearresteerd en er werd een officieel onderzoek naar zijn daden tijdens de oorlog ingesteld. Hoewel het strafrechtelijk onderzoek uiteindelijk werd stopgezet zonder veroordeling, bleef zijn reputatie beschadigd.

In 1947 werd hij opnieuw berecht, dit keer voor een Joods gemeenschapsgerecht. Het oordeel was hard: Asscher werd schuldig bevonden aan collaboratie en het werd hem verboden om nog functies binnen de Joodse gemeenschap te bekleden. Dit vonnis leidde ertoe dat Asscher zich volledig terugtrok uit het Joodse openbare leven. Hij bleef echter volhouden dat zijn acties tijdens de oorlog waren ingegeven door een oprechte wens om zijn gemeenschap te beschermen, hoe moeilijk de omstandigheden ook waren.

Tot aan zijn dood in 1950 bleef Abraham Asscher een controversiële figuur binnen de Nederlandse geschiedenis. Zijn nalatenschap wordt enerzijds gekenmerkt door zijn bijdrage aan de Nederlandse Joodse gemeenschap en zijn inspanningen om Joodse vluchtelingen te helpen in de jaren dertig. Anderzijds wordt zijn naam geassocieerd met de pijnlijke beslissingen die hij moest nemen tijdens de Duitse bezetting.

Conclusie

Abraham Asscher’s leven en werk bieden een diepgaand inzicht in de dilemma’s waarmee leiders van de Joodse gemeenschap werden geconfronteerd tijdens de Duitse bezetting van Nederland. Zijn betrokkenheid bij de Joodse Raad, een organisatie die door de nazi’s werd opgelegd, maakt hem tot een complex en controversieel historisch figuur. De beschuldigingen van collaboratie tegen Asscher weerspiegelen de immense moeilijkheden en morele vragen waarmee hij en zijn tijdgenoten werden geconfronteerd in een periode van onvoorstelbare wreedheid en onderdrukking.

Ondanks de controverses blijft het belangrijk om de context te begrijpen waarin Asscher opereerde. De keuzes die hij maakte, hoewel achteraf bekritiseerd, waren waarschijnlijk ingegeven door een gevoel van verantwoordelijkheid en de hoop om zoveel mogelijk Joden te redden. Zijn leven herinnert ons aan de tragische realiteit van de Holocaust en de morele complexiteit van leiderschap in tijden van oorlog.

Bronnen en meer informatie

  1. Knoop, Hans. De Joodse Raad: Collaboratie of Verzet? Amsterdam: Meulenhoff, 1984.
  2. Presser, Jacob. Ondergang: De Vernietiging van de Nederlandse Joden. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1965.
  3. Yahil, Leni. The Holocaust: The Fate of European Jewry. Oxford: Oxford University Press, 1990.
  4. Asscher, Edward. Koninklijke Asscher Diamant Maatschappij: Een Geschiedenis. Amsterdam: Boom, 2010.
  5. Bronnen Mei1940
  6. Afbeelding: GaHetNa (Nationaal Archief NL), Public domain, via Wikimedia Commons